Zalig die slaven, die de heer bij zijn komst wakende zal aantreffen. 

Lucas 12:37

Een heel korte tekst voor deze week. Maar natuurlijk staan deze woorden in verband met het voorafgaande. Daarom schrijven we dat hier maar even neer: Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn. Laten uw lendenen omgord zijn en uw lampen brandende. En gij, weest gelijk aan mensen, die op hun heer wachten, wanneer hij van de bruiloft wederkeert, om hem, als hij komt en klopt, terstond te kunnen opendoen. (Lucas 12:34, 35, 36)

Het woordje ‘wachten’ is hier onderstreept, want daar gaat het om. Dit ‘wachten’ en het woord ‘wakende’ in onze tafeltekst drukken hetzelfde uit. Het werkwoord ‘wachten’ drukt iets heel bijzonders uit, wat het beste is weer te geven met: toegang geven tot zichzelf, iemand toelaten in je hart. Het heeft dus duidelijk met een warme relatie te maken; met een verlangen in ons hart om zo te zijn, om te behoren tot mensen, die op hun heer wachten.

Graag willen we ook wijzen op het woord ‘Heer’: kurios in het Grieks, wat ook vertaald kan worden met keizer. De betekenis van dit woord is: hij die meester of bezitter is van iemand (of iets) waarover hij de bevoegdheid heeft om te beslissen. Onze Heer is op geen enkel gebied te vergelijken met een keizer of met een heer in deze wereld. Maar wel is Hij Heer in de diepste betekenis van het woord: hij die meester of bezitter is van iemand waarover hij de bevoegdheid heeft om te beslissen. Voor iemand die Jezus niet kent is dit een bedreiging van je ‘privacy’. Maar voor hen die beleven Hem lief te hebben, geeft dit een gevoel van enorme veiligheid, geborgenheid, waardoor je altijd vanzelf naar Hem uitziet, Hem wil kennen in al je wegen. Dit is de betekenis van het woord ‘wachten’: Jezus toelaten in je leven, naar Hem verlangen…

Als we aan het woord ‘slaaf’ denken, dan heeft dat meestal iets negatiefs. De apostel Paulus waarschuwt ons: Weest geen slaven van mensen (1 Korintiërs 7:23), maar … slaven van Christus die de wil Gods van harte doen. (Efeziërs 6:6) Het woord ‘slaaf’ betekent dan ook in de meest algemene zin van het woord: een bediende, toegewijd aan een ander, met veronachtzaming van eigen belangen. Of: iemand die zich aan de wil van een ander overgeeft.

De rijkdom in het ‘slaven van Christus’ zijn zit in het feit, dat het volkomen op basis van vrijwilligheid is! Wie de diepe keuze in zijn leven heeft gemaakt om zó een slaaf van Christus te zijn, kan niet anders dan op deze Bijbelse manier op zijn Heer ‘wachten’. Dit doet je pas echt leven. Vandaar dat onze tafeltekst begint met de uitroep: Zalig! Zalig klinkt heel erg ouderwets. Als het nog gebruikt wordt dan heeft het woord de betekenis van: verrukkelijk, lekker, heerlijk. Maar in Bijbelse zin betekent het: gelukkig, in de zin van: ‘voorspoedig’. Nu weer terug naar de tafeltekst.

Vrij vertaald zouden we kunnen neerschrijven: Voorspoedig zijn degenen, die de wil van God van harte doen. Hij die de bevoegdheid heeft om over hen te beslissen zal hen, die verlangen naar Zijn komst, wakende aantreffen.

Eigenlijk zijn we nog niet klaar met onze zo korte en bondige tafeltekst. Want graag willen we nog de onderstreepte woorden beschrijven. Eerst het woord ‘komst’. Naast de gewone betekenis van ‘komen’ heeft het een nog rijkere inhoud als we denken aan de vertaling hiervan als: te voorschijn komen, zich tonen. Degenen die naar Hem uitzien zeggen niet: ‘Daar komt ie an!’ Nee, ze zullen verrukt zijn van Zijn verschijnen! En die vreugde kan er alleen maar zijn als degenen die naar Hem uitzien ‘wakende’ zijn. Dit waken betekent: zorgvuldige aandacht schenken aan, zodat niemand een plotselinge ramp overkomt door nalatigheid of luiheid. Zo staat het in het woordenboek.

En zo moet het bij ons zijn: Als Hij zich openbaart, kunnen we alleen van harte verrukt en vrolijk zijn, als we, tot op dat ogenblik, heel zorgvuldig, zonder nalatigheid of luiheid, met elkaar zijn omgegaan…

Dan zullen we voorspoedig zijn, als de Heer bij Zijn komst ons zó zal aantreffen. Ons zó zal ‘herkennen’ betekent dat!