Vertoef in dit land als een vreemdeling, dan zal Ik met u zijn en u zegenen.

Genesis 26:3

In de tekst, voorafgaande aan onze tafeltekst staat: ‘…, woon in het land, …’ Dit ‘wonen’ geeft een rust aan, tegenovergesteld aan rondtrekken, dwalen, dolen … Het heeft de betekenis van: rustig blijven wonen, nestelen.

Het is goed om dat te weten, want onze tafeltekst drukt in het ‘vertoeven’ uit, op welke manier, met wat voor gezindheid dit ‘wonen’ moet plaatsvinden. Dit ‘vertoeven’ staat niet los van ‘als een vreemdeling’. Het werkwoord dat hier gebruikt wordt betekent: als vreemdeling vertoeven. Het staat in een vorm uitgedrukt die kleur en beweging weergeeft. God zegt in deze tekst tegen ons dat we ons echt moeten nestelen, woning maken, vertrouwd moeten zijn in het gebied waar we leven, maar wel in het besef, dat het maar voor tijdelijk is. We moeten ons dus bewust zijn, dat we hemelburgers zijn, die slechts voor een bepaalde tijd hier op aarde zijn om gevormd te worden in Zijn handen voor een eeuwige bestemming. Een heel belangrijke periode dus, omdat onze plaats in de eeuwigheid zal bepaald worden door hoe we hier op aarde ons door God hebben laten vormen.

De juiste gezindheid waarmee we hier op aarde ‘vertoeven als vreemdeling’ is voorwaarde voor het tweede gedeelte van onze tafeltekst: ‘dan zal Ik met u zijn en u zegenen.’ Dit: ‘met u zijn’ zouden we heel goed kunnen vertalen met: vergezellen, mee gaan, begeleiden.

Pas als we de tijd hier op aarde serieus nemen, gericht op onze eeuwige bestemming, kan God ons in dit tijdgebonden bestaan ‘zegenen’. En dit gezegend worden bestaat dan hier uit, dat we door Hem vergezeld worden, begeleid.

Wat is het toch meer dan de moeite waard, om Hem te willen kennen in al onze wegen! Zoals Koning Salomo al geschreven heeft in zijn spreuken:

Ken Hem in al uw wegen, dan zal Hij uw paden recht maken (Spreuken 3:6).