Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus.

Efeziërs 1:3

Wat een jubelroep mogen we deze week telkens weer uitroepen, als we samen aan tafel gaan! De tekst begint met ‘gezegend’. Dit werkwoord heeft een heel diepe betekenis. Het is in ieder geval iets heel vreugdevols. Als we dit vreugdevolle aan God brengen, kunnen we dit het beste vertalen met: Laten we met plechtige gebeden de God en Vader van onze Here Jezus Christus eren.

Nu gaan we het bekende woordje ‘Here’ met aandacht te bekijken. Dit woord is afgeleid van het woord ‘kracht, macht’. Tijdens het Nieuwe Testament werd ‘Here’ gebruikt voor mensen die meester of bezitter waren van anderen, over wie zij de bevoegdheid hadden om te beslissen. De koning van het Romeinse rijk werd daarom ook zo genoemd: kurios, keizer. Wat machtig om te bedenken dat wij onze Heiland ook kurios, keizer noemen. Want daarmee spreken we uit dat Hij meester of bezitter is van ons en dat Hij de bevoegdheid heeft om over ons te beslissen in alle dingen van ons leven…

Nu het tweede gedeelte van de tekst: die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus. Wat houdt het woord ‘zegen’ in onze tekst in?

Het woord kan op zich zelf betekenen: lof, roem, weldaad, wijding. Graag kiezen we in onze tafeltekst, omdat het hier in het enkelvoud staat, voor de betekenis van ‘wijding’. Vooral als we denken aan de betekenis van het woord ’geestelijke’, dat er voor staat. Het is een bijvoeglijk naamwoord dat de betekenis heeft van: deel van de mens, dat verwant is aan God en dienst doet als Zijn instrument. Wat moeten we hieronder verstaan? We denken dat de apostel Paulus hiermee doelt op het nieuw geboren leven.

De nieuw geboren mens bestaat uit een: geest, ziel en lichaam.

In zijn brief aan de Korintiërs schrijft Paulus: Doch een ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is. (1 Korintiërs 2:14)

Overal ter wereld waar mensen zijn,  is er sprake van ‘religie’. Een godsdienstig mens hoeft -helaas- niet altijd een geestelijk mens te zijn. Dat zijn alleen de wedergeboren mensen. Misschien kunnen we nu de rijkdom van onze tafeltekst beter gaan verstaan: Het is door Jezus Christus dat wij wedergeboren worden. Hierbij kunnen we denken aan twee teksten uit de eerste brief van Petrus:

  • *Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons naar zijn grote barmhartigheid door de opstanding van Jezus Christus uit de doden heeft doen wedergeboren worden tot een levende hoop, … (1 Petrus 1:3)
  • *….als wedergeborenen, en niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en blijvende woord van God. (1 Petrus 1:23)

De 1e tekst vertelt ons dat het beleven van een levende hoop een kenmerk van de wedergeboorte is. En die hoop ontstaat dus omdat Jezus ons de weg heeft geopend, door de wedergeboorte, om van Godswege deel te krijgen aan allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten.

De 2e tekst leert ons dat de wedergeboorte, het geestelijk leven, gestalte krijgt door gehoorzaamheid aan het levende en blijvende woord van God.

De gehoorzaamheid is geen deugd van ons zelf! Het is een ‘zegen’, een ‘wijding’ aan het nieuwe leven, dat verwant is aan God en dienst kan doen als Zijn instrument voor de wereld om ons heen. De tafeltekst is dus een uitroep tot God voor we gaan eten:

Heer, hier ben ik, om als Uw instrument in deze wereld te staan!