Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, en een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven; gelooft gij dat?

Johannes 11:25,26

De tafeltekst voor deze week is een goede voorbereiding op het komende Paasfeest. In dit feest vieren wij immers dat Jezus uit de doden is opgestaan?! Maar er is in deze viering geen kracht als we niet in ons dagelijks leven ons verwonderen over het feit dat Hij leeft. Deze werkelijkheid van Zijn leven onder ons heeft Jezus zo krachtig uitgedrukt in de woorden die Hij sprak na Zijn opstanding uit de dood: En zie, Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld (Matth.28:20). 

Maar de woorden van onze tafeltekst zeggen ons meer dan de opstanding van Jezus uit de dood! Hij is niet alleen opgestaan uit de dood, maar Hij is de opstanding en Hij is het leven!

Dat betekent dus dat Hij niet alleen Zelf is opgestaan uit de doden, maar dat Hij de opstanding uit de dood is voor een ieder die in Hem gelooft: wie in Mij gelooft zal leven. Dit ‘leven’ staat tegenover het ‘gestorven zijn’. Dit ‘gestorven zijn’ staat in een werkwoordsvorm, die je duidelijker kunt vertalen met: stervend zijn. Deze uitdrukking wordt gebruikt bij bomen waarvan je ziet dat ze wegkwijnen door gebrek aan water en bij zaad, dat in de grond verrot, omdat het niet tot ontkieming is gekomen.

Dit laatste vooral geeft duidelijk de betekenis van de woorden van Jezus weer. Immers, als wij jaar in jaar uit het Woord van God aanhoren, maar het niet tot ontkieming komt in onze harten, dan zijn we daarmee te vergelijken. Heel de wereldbevolking is daarmee te vergelijken, met bomen die door gebrek aan water verdrogen en met zaad, dat niet tot ontkieming komt en daarom langzaam maar zeker verrot in de aarde.

Wat een geweldige boodschap is het Woord van Jezus dan: wie in Mij gelooft zal leven, ook al is hij stervende. Want door het geloof in Jezus zullen allen, die uitzichtloos stervende zijn leven!

Maar dan zijn de Woorden die daar op volgen heel belangrijk: en een ieder, die (1) leeft en (2) in Mij gelooft . . .

Want pas als wij uit het ‘sterven’ zijn verlost tot leven, omdat het Woord van God tot ontkieming is gekomen in onze zielen, kunnen we pas echt geloven. Eerder is ons geloven niets anders dan het aanhangen van een leer of een traditie . . .  Als het Woord van God tot ontkieming komt in ons leven, kunnen we pas echt geloven zoals Jezus bedoelt. Wat houdt dat geloof in? Jezus heeft na het uitspreken van deze indrukwekkende woorden aan Martha de indringende vraag gesteld: gelooft gij dat?

Onze tafeltekst voor deze week zou onvolledig zijn als we niet eindigden met deze vraag! De tafeltekst mag dan wel compleet zijn met deze vraag, maar als ons antwoord, zoals Martha antwoordde, wegblijft, wordt deze tafeltekst nooit tot een volwaardige Paastekst:

Zij zeide tot Hem: Ja, Here, ik heb geloofd, dat Gij zijt de Christus, de Zoon van God, die in de wereld komen zou (Johannes 11:27). 

Oppervlakkig gezien zou je denken dat Martha niet het juiste antwoord geeft. Ze had eigenlijk moeten zeggen: Ja Heer, ik geloof dat U de opstanding en het leven bent. Wat gelukkig als wij gaan beleven hoe juist het antwoord van Martha op de vraag van Jezus was.

Laat ons antwoord op Jezus’ vraag in dezelfde geest zijn, want alleen als we beseffen en geloven dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, die God vanaf het prille bestaan van de mens ons beloofd heeft, pas dan verandert ons stervend zijn in eeuwig leven. Hiervan getuigt de Geest van Jezus in het boek Openbaring:  Zalig en heilig is hij, die deel heeft aan de eerste opstanding: over hen heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en van Christus zijn en zij zullen met Hem als koningen heersen, die duizend jaren (Openb. 20:6).