Zo zegt de HERE, uw Verlosser, de Heilige Israëls: Ik ben de HERE, uw God, die u leert, opdat het u welga; die u de weg doet betreden, die gij moet gaan.

Jesaja 48:17

De tafeltekst van deze week staat ingebed tussen twee heel belangrijke zinnen. De tekst wordt voorafgegaan door: En nu heeft de Here HERE mij met zijn Geest gezonden: Het is dus niet Jesaja die hier spreekt, maar God Zelf! Hij maakt Zich aan Zijn volk bekend als: de HERE, uw God. Dat kan misschien uit het Hebreeuws het beste vertaald worden met: Het hoogste gezag, Die er altijd voor jullie wil zijn.

Onze tafeltekst wordt vervolgd met vers 18:  Och, dat gij naar mijn geboden luisterdet; dan zou uw vrede zijn als een rivier en uw gerechtigheid als de golven der zee; dit is een smeekbede van God aan Zijn kinderen… Als we dit tot ons laten doordringen, wat wordt onze tafeltekst dan een bewogen, liefdevol woord van God aan Zijn kinderen. Alleen in dit besef komt onze tafeltekst pas tot zijn volle recht!

Nu halen we de woorden even uit elkaar: Zo zegt de HERE, . . .   Ik ben de HERE, uw Verlosser, de Heilige Israëls, uw God, … Laten we altijd goed opmerken wanneer HERE met hoofdletters staat geschreven. Want dat betekent heel wat anders dan Here. In de zin voorafgaande aan onze tekst staan deze twee woorden achter elkaar: En nu heeft de Here HERE mij met zijn Geest gezonden: Het eerste woord Here betekent eenvoudigweg: meester, maar het tweede woord HERE is de heiligste eigennaam van God, die de betekenis heeft: Ik zal er altijd voor jullie zijn.

Als we nu weer even teruggaan naar ‘het uit elkaar gehaalde zinnetje’, dan staat daar dus: Zo zegt Degene, Die er altijd voor jullie wil zijn, . . . Ik ben Degene Die er altijd voor jullie zal zijn, jullie Verlosser, Degene, Die Zich heeft afgezonderd voor Zijn volk, jullie hoogste gezag: Ik onderwijs jullie. Dit onderwijs van God is niet als van een professor aan studenten. Het ‘onderwijzen’ van God heeft te maken met: oefenen, gewennen, vertrouwd doen zijn. Dit wijst op een enorme betrokkenheid van de leraar bij zijn leerling…  En Hij rust niet tot het ons ‘welgaat’: tot het baat heeft gebracht, we iets bereikt hebben, we ‘beter af’ zijn.

Zijn onderwijs is dus pas voltooid als Hij tot Zijn doel met ons is gekomen: dat wij met Hem wandelen op Zijn wegen, als Henoch, als Noach, als Jezus… En dat ‘wandelen’ is de mooiste vertaling voor ‘moet gaan’, waar de tafeltekst van deze week mee eindigt. Want dat ‘moet gaan’, heeft niets te maken met dwang, met moeten, maar met ‘mogen’. Wonderlijk is het dat dit werkwoord vertaald wordt in de Bijbel met: ‘sterven’, maar net zo goed ook met ‘leven’, met ‘levenswijze’, manier van leven dus. We moeten immers eerst sterven aan alle eigen gedoe om tot werkelijk leven te komen!

Als we de tafeltekst van deze week lezen, dan worden we eraan herinnerd, dat God niet ophoudt om ons mee te nemen op Zijn wegen, niet rust totdat we gewoon met Hem wandelen, al de dagen van ons leven, luisterend naar Zijn stem. Ja, dat komt zo duidelijk naar voren in de uitroep van God, die op onze tekst volgt: Och, dat gij naar mijn geboden luisterdet; … Want Zijn wegen leren we nooit te bewandelen door studie, maar door te luisteren naar Zijn stem!