God zegent ons, opdat alle einden der aarde Hem vrezen.

Psalm 67:8

De tafeltekst voor de komende week is een woord uit de Psalmen. Deze psalm, waarschijnlijk geschreven door koning David, is geschreven als een ‘danklied voor de oogst’. Het doel van de zegen die God ons schenkt, is niet in de eerste plaats dat wij voorspoedig zijn. Maar dat we door deze zegen van God leren om Hem te vrezen: het hebben van diepe eerbied en kinderlijk ontzag voor Hem, Die ons schiep en voor ons zorgt.

In het bijbelboek Spreuken schrijft koning Salomo over deze vrees: Laat je hart … heel de dag blijven in de vreze des HEEREN. Want juist dan is er toekomst, en wordt je hoop niet afgesneden (Spr.23:17 HSV). De profeet Jesaja profeteert over de Messias: En op hem zal de Geest des HEREN rusten, de Geest van wijsheid en verstand, de Geest van raad en sterkte, de Geest van kennis en vreze des HEREN; ja, zijn lust zal zijn in de vreze des HEREN (Jes. 11:2,3).

Vrees voor God is geen angst, maar vol aanbidding verrukt zijn van Vader. Dit krijgt gestalte in ons leven door beproeving en strijd. Als we bang zijn voor God, dan proberen we Hem te ontlopen, maar als we met ontzag vervuld zijn, dan willen we Hem kennen in al onze wegen, opdat Hij onze paden recht zal maken. Ken Hem in al uw wegen, dan zal Hij uw paden recht maken (Spr.3:6).

In Handelingen wordt van de gemeente getuigd: De gemeente dan door geheel Judea, Galilea en Samaria had vrede; zij werd opgebouwd en wandelde in de vreze des Heren (Hand.9:31). Als deze vreze des HEREN werkelijkheid wordt in ons leven, dan gaan we misschien ook iets beleven van het geheimenis van deze psalm uit onze tafeltekst. Om dit geheimenis duidelijk te maken, onderstrepen we even een gedeelte uit deze drie verzen: God, onze God, zegent ons, opdat alle einden der aarde Hem vrezen. We zouden het tweede gedeelte: opdat alle einden der aarde Hem vrezen, ook kunnen vertalen met: opdat er niemand op aarde zal zijn die Hem niet vreest.

De zegen van God die ons ten deel valt, moet dus verder reiken dan ons eigen leven. Daarom is het goed om de bede (van David) in ons hart over te nemen: 6. Dat de volken U loven, o God, dat de volken altegader U loven. Het woord ‘altegader’ past niet meer in onze taalbeleving. Het betekent gewoon ‘al’ of ‘alle’ en over het woordje ‘volk’ hoeven we ook niet zo weids te denken. Het Hebreeuwse woord hiervoor wordt ook vaak vertaald met: mensen of familie (2 Koningen 4:13).

Zo mogen de mensen die wij ontmoeten, getuigen zijn van de verwondering en dankbaarheid aan onze hemelse Vader, voor de ons geschonken zegen; opdat alle einden der aarde Hem vrezen.