Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer; dit is uw redelijke eredienst.      

 Romeinen 12:1

Het woord ‘vermanen’ in onze tafeltekst en het woord ‘tucht’, dat we regelmatig in de Bijbel tegenkomen, heeft vaak een minder prettige klank. Maar als we in de Bijbel lezen waar het woord ‘vermanen’ voor komt, dan blijkt dit werkwoord ook zo veel andere betekenissen te hebben, zoals ‘aansporen, troosten, bemoedigen en onderwijzen’. En het woord ‘tucht’ vinden we in het Nederlands terug in het woord ‘pedagoog’ wat betekent: opvoeder. De tafeltekst spreekt dus van opvoeden en dan in de zin van bemoedigen, vertroosten, opwekken!

En dan de woorden ‘met beroep op de barmhartigheden Gods’. Als we ergens een beroep op doen, dan klinkt dat al gauw juridisch. Maar in de Bijbel is dat toch anders, want in plaats hiervan kunnen we zeggen: lettend op. Het Griekse woord ’barmhartigheden’ kunnen we ook vertalen met: een hart vol ontferming. Paulus zegt hier dus dat als wij God leren kennen, Die een hart vol ontferming heeft voor Zijn schepselen, we bemoedigd worden om: onze lichamen te stellen tot een levend, heilig en Gode welgevallig offer. Het gaat hier dus om een ‘van harte’ bereid zijn! Dat zit ook in het woord ‘stellen’, want dit woord betekent vooral: ter beschikking stellen. God verlangt er naar dat wij met vreugde onze lichamen ter beschikking stellen tot: een levend, heilig en Gode welgevallig offer. Wat een totaal andere manier van denken dan wij van nature gewend zijn. We beleven vaak dat ons lichaam onszelf toebehoort; dat we recht hebben op gezondheid en ons lekker in ons vel voelen… Wat een totaal ander klimaat komt in deze tekst op ons af: indrukwekkend en beangstigend tegelijk. Hier blijkt of we werkelijk God willen dienen.

Als Gods Geest ons gaat inspireren en onze Leermeester wordt, gaat het wonder gebeuren, dat we toch graag: heel anders zijn, niet meer gelijkvormig aan deze wereld. Hierover wordt gesproken in de Romeinenbrief: En wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw denken (Romeinen 12:2a). Als we God hebben leren kennen, doordat Hij Zich aan ons openbaart, dan blijkt Hij de geheel Andere te zijn. De liefdevolle Vader, Die ons leven wil veranderen, gericht op Zijn eeuwig Koninkrijk. Wie dat gaat onderkennen, gaat ook verstaan dat dit alleen maar door lijden heen gaat. De apostelen  schreven hier al over: … keerden zij terug, om de zielen van de discipelen te versterken en hen te vermanen om te blijven bij het geloof, en dat wij door vele verdrukkingen het Koninkrijk Gods moeten binnengaan (Handelingen 14:22).

Ja, alleen door Zijn openbaring in onze levens, leren we weer ‘hoe zeer de Here te vrezen is’ (2 Korintiërs 5:11). Dat wil zeggen, dat we weer leren om kinderlijk ontzag voor Vader te hebben, zodat Hij ons vormen kan tot Zijn getuigen in deze ontredderde wereld. Want betrouwbare getuigen zijn we niet als we heel veel over God kunnen vertellen. Getuigen zijn we als we door Zijn liefde gedreven worden om ons lichaam beschikbaar te stellen voor een hoger doel, dan het, gedurende onze ‘vreemdelingschap’ hier op aarde, naar onze zin te hebben. En dit is alleen mogelijk als ons lichaam een tempel is van de Heilige Geest. Als Zijn Geest woning gemaakt heeft in onze harten, dringt de liefde van Christus ons om met al onze zegen de naasten te zegenen. Daarvoor hebben wij de toerusting ontvangen tijdens  het Pinksterfeest. Hierdoor mogen we ons, met de gezindheid van Jezus, gezondenen weten in de wereld van nu!