Nochtans zijt Gij de Heilige, die troont op de lofzangen Israëls.

Psalm 22:4

De tafeltekst van deze week begint met Nochtans . . . . Er gaat iets aan vooraf wat te maken heeft met deze jubelroep: “Mijn God, ik roep des daags, en Gij antwoordt niet, en des nachts, en ik kom niet tot stilte.” David is dus in grote nood! De hemel lijkt van koper; hij roept tot God maar hij krijgt geen antwoord, komt niet tot rust. Maar hij weet dat dit niet aan God ligt. Hij kent God en heeft Zijn nabijheid ervaren, zelfs onder de moeilijkste omstandigheden. Nu zijn er weer moeilijke omstandigheden, maar waar is God nu toch op wie Hij zijn vertrouwen heeft leren stellen?!

Hoe beschamend rijk zijn dan de woorden van deze grote koning. We kunnen deze tafeltekst niet zo maar opzeggen, als we geen respect hebben voor de woorden die hier aan vooraf gaan. Het woord ‘nochtans’ is een woord dat je leert uitspreken door beproevingen heen, beproevingen die God in ons leven brengt om ons te leren in alles alleen op Hem te vertrouwen. Tenminste… als je ooit eens naar Hem toe hebt uitgesproken betrouwbaar te willen zijn. Alleen door beproevingen heen wordt onze tafeltekst een werkelijk getuigenis, waarin we alleen maar kunnen roemen in de trouw van God.

Nochtans – ‘hoe dan ook, wat me ook overkomt’ – Gij zijt de Heilige. Voor de gelovige Jood is dit één van de kostbaarste eigennamen van God. Heilig is iemand die zich met een volkomen hart wijdt, hier dus God van Wie David weet dat Hij zich onvoorwaardelijk wijdt aan de Zijnen. Maar de Zijnen zijn degenen die van harte verlangen om zich geheel aan de Heilige, aan God, te wijden. David getuigt, door heel zijn leven heen, dat hij, wat hij er ook van terecht zal brengen, geheel en al voor God wil leven. En zo heeft hij God leren kennen als Hij die troont op de lofzangen van Israël.

Het werkwoord ‘tronen’ is weer zo’n prachtig woord wat onze aandacht mag hebben. In het moderne Hebreeuws betekent dit werkwoord gewoon: gaan zitten. Het kan natuurlijk ook wat deftiger vertaald worden met: zich nederzetten etc.. Maar de Bijbel toont ons diepere betekenissen van dit werkwoord:

  • zich vestigen: Jeremia 49:1b Waarom heeft Milkom Gad in bezit genomen en diens volk zich in zijn steden gevestigd?
  • bewonen: Jesaja 45:18 (Hij is God) die de aarde geformeerd en haar gemaakt heeft, Hij heeft haar gegrondvest; niet tot een baaierd heeft Hij haar geschapen, maar ter bewoning heeft Hij haar geformeerd.
  • verblijf zoeken: Exodus 2:15 Toen Farao van deze zaak hoorde, trachtte hij Mozes te doden, maar Mozes vluchtte voor Farao en zocht verblijf in het land Midjan.
  • zich bevinden: Jeremia 32:12b …, en al de Judeeërs die zich in de gevangenhof bevonden.
  • maaltijd houden, aanzitten: Spreuken 23:1 Wanneer gij bij een heerser tafelt, bepaal dan uw aandacht alleen bij wat voor u staat,

Zo gaan we verstaan dat God niet hoog verheven ‘troont’ op de lofzangen, maar dat Hij, waar we echt Hem de lof toe zingen… Wacht even, want ook het woord ‘lofzangen’ verdient onze aandacht: Het woord ‘lofzang’ is onlosmakelijk verbonden met: het roemen in de eigenschappen, het wezen, van God en het verrukt zijn van Zijn handelen in ons leven. Als wij onze liederen zingen en dit zingen is niet voortgekomen uit het verrukt zijn over wie Hij is in ons leven, dan wordt ons zingen een bespotting van Gods heerlijkheid en maken we, al zingende, de hemel van koper.

Als we God de lof toe zingen, dan gaat het niet om onze mooie stem of onze vrome blik. Nee, de lofzang kan juist heel stil zijn, als een uitstraling van ons leven. Daarom wordt dit woord ook wel vertaald als ’lofgewaad’. Dan wordt het gebruikt samen met het woord, dat mantel, omslag betekent: Jesaja 61:3 om over de treurenden van Sion te beschikken, dat men hun geve hoofdsieraad in plaats van as, vreugdeolie in plaats van rouw, een lofgewaad in plaats van een kwijnende geest. En men zal hen noemen: Terebinten der gerechtigheid, een planting des HEREN, tot zijn verheerlijking.

Wat zou de wereld om ons heen er anders uitzien, als we de grote daden van God niet alleen maar uitzingen, maar vooral ook uitstralen, als een feestkleed om ons heen . . .Ja, als we zó Hem de lof ‘toebrengen’ dan klopt Hij aan onze deur en laten we Hem graag binnen om Hem onder ons te doen tronen, te wonen, aan te zitten, te (ver)blijven. Dan zal Hij ons kunnen aanbevelen als Zijn getuigen, overal waar Hij ons brengen zal.